Natuurherstel zónder natte vinger
Onder de vlag van het programma Wij&Wadvogels worden verschillende ingrepen uitgevoerd in het landschap rond de Waddenzee. Maar zorgen die ingrepen wel voor het gewenste effect? Een uitgebreid monitoringsprogramma houdt de vinger aan de pols. “Je wilt het liefst alleen wetenschappelijk onderbouwde maatregelen treffen”, zegt Gerrit Dommerholt, Gebiedsmanager Wadden bij Vogelbescherming Nederland.
Verlaagde eilandjes
Eén van de 24 deelprojecten van Wij&Wadvogels ligt binnendijks bij het Uithuizerwad, tussen het Lauwersmeer en de Eemshaven, in de Ruidhorn. In een nat natuurgebied met zoute kwel liggen enkele eilandjes waar ‘pioniers’ als de visdief op kunnen broeden. Maar daar was de laatste jaren een probleem ontstaan, vertelt Dommerholt. “Doordat de eilandjes eigenlijk iets te hoog en te droog lagen, groeiden ze snel dicht, waardoor de visdieven er niet meer terecht konden. In het kader van ons project heeft Natuurmonumenten de eilandjes eerst een flink stuk laten afgegraven en daarna weer afgedekt met schelpenzand. Daardoor zouden ze minder snel moeten verruigen. Om te zien of dat ook écht zo werkt, is vorig broedseizoen, vóór de ingreep, het aantal broedende visdieven en andere pioniers, en ook hun broedsucces onderzocht. Dit jaar is concreet gekeken wat het effect was van de maatregel. Zowel het aantal broedparen als het broedsucces bleek al in het eerste jaar flink vooruitgegaan. Maar we blijven de ontwikkelingen ook de komende jaren volgen.”
Wetenschappelijke basis
Het onderzoek bij de Ruidhorn is volgens Dommerholt een goed voorbeeld van wat in het jargon van natuurbeschermers ‘evidence based bescherming’ is gaan heten; natuurbescherming op een stevige wetenschappelijke basis. “Binnen Wij&Wadvogels willen we daar de norm van maken. Dat betekent dat we steeds de uitgangssituatie, voor een ingreep, goed in beeld moeten brengen, om vervolgens te kijken wat het concrete effect is van een maatregel.”
Leren door doen
Heeft een ingreep niet het gehoopte effect, dan is er altijd de mogelijkheid om bij te sturen, benadrukt Dommerholt. “Leren door doen, noemen wij dat. Je bedenkt een plan en als je door goed onderzoek ziet dat het toch anders uitpakt dan je dacht, dan bekijk je hoe je de plannen moet veranderen om tóch winst voor de natuur te bereiken.”
Ook in verschillende andere deelprojecten van Wij&Wadvogels zijn inmiddels resultaten gemeten van ingrepen. Zo is het Hegewiersterfjild, een gebied van Natuurmonumenten net ten zuiden van Harlingen ook aangepast om meer wadvogels welkom te heten. Dommerholt: “Ook daar zijn al positieve resultaten gevonden voor het aantal broedvogels. In diverse andere projecten zijn we nu bezig om de uitgangssituatie in kaart te brengen. Door vervolgens analyses te maken van de effecten van maatregelen op broedsucces, verspreiding en overleving van vogels, kun je na verloop van tijd uitspraken doen over de gezondheid van de wadvogelpopulaties en heb je hopelijk in beeld welke beschermingsmaatregelen die gezondheid verbeteren. ”
Samenwerken
Bij het bekijken van de uitgangssituatie, kunnen de onderzoekers efficiënt gebruik maken van veel bestaande monitorings- en onderzoeksresultaten, zegt Dommerholt. “Onder andere van de Basisregistratie Wadden en ook van onderzoekers van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, het NIOZ op Texel en de Rijksuniversiteit in Groningen. Die doen al jarenlang onderzoek aan diverse wadvogels. In het langlopende onderzoeksprogramma ‘Metawad’ en ook in het nieuwe project ‘Waakvogels’ dat door het nieuwe onderzoekscentrum ‘BirdEyes’ van hoogleraar Piersma uit Groningen wordt opgezet, volgen de onderzoekers verschillende wadvogels met behulp van kleurringen en zenders. Dat levert belangrijke kennis op die we heel concreet kunnen gebruiken in het veld, bij de bescherming van wadvogels.”
Watlas
Dommerholt heeft wat dat betreft ook hoge verwachtingen van het zenderonderzoek met behulp van de zogeheten ‘Watlas-zenders’. “De afgelopen jaren heeft NIOZ-onderzoeker Allert Bijleveld veel ervaring opgedaan met minuscule zendertjes op kanoeten. Met een netwerk van ontvangststations kan hij nu met een extreem hoge nauwkeurigheid, letterlijk van minuut tot minuut, de bewegingen van vogels in de Waddenzee volgen. Wanneer we dat systeem ook op andere wadvogels kunnen toepassen, kunnen we heel veel leren over het ruimtegebruik van vogels en daarmee ook over de effecten van de ingrepen die we bedacht hebben om de natuur te versterken.”