Minder kokkels door warme zomers

In extreem warme zomers sterven de laatste jaren regelmatig grote hoeveelheden kokkels in de Waddenzee. Dat is niet alleen vervelend voor die kokkels, maar mogelijk ook voor de vogels die van deze schelpdieren leven, zoals scholeksters of kanoeten. Een van de mogelijke oplossingen zit in onze waterhuishouding, denkt de directeur van de Waddenacademie, professor Katja Philippart.

Schokkende sterfte

De eerste grote kokkelsterfte die Philippart meemaakte, in de zomer van 2018, noemt zij zonder omhaal schokkend! “En niet alleen voor mij. Ook van de vissers die nog met de hand op kokkels mogen vissen, hoorde ik dat zij zoiets nog nooit hadden meegemaakt. Overal dreef het vlees van de dode schelpdieren in het water en lagen hun lege schelpen op de wadbodem.”

De sterfte heeft zich daarna nog een aantal keren herhaald, in jaren met extreem warme en droge zomers. “Vorig jaar was alleen het voorjaar relatief warm, maar viel het in de zomer mee”, zegt Philippart. “Wat dit jaar gaat brengen is nog niet te zeggen.”

Minder tijd om te eten

De oorzaak van de sterfte zit volgens Philippart juist in de combinatie van warmte en droogte. “Koudbloedige dieren, zoals de kokkel gaan automatisch meer energie verstoken als het warmer wordt. De kokkels moeten dus meer eten. Maar als de wadplaten in een warme zomer vaker droogstaan, door meer wind uit het oosten, kunnen de schelpdieren kortere tijd eten. Ze hebben voldoende water nodig om met hun ‘sifo’, een soort slurfje, algjes uit het water te filteren.”

Vluchten voor de warmte

Uit onderzoek van promovendus Zhengquan Zhou, aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) in Yerseke, blijkt bovendien dat kokkels proberen te vluchten voor hoge temperaturen. In geval van een helemaal drooggevallen wadbodem, kruipen ze dieper weg. Staat er nog een dun laagje water op, dan verhuizen ze juist naar boven. “Maar in beide gevallen betekent dit: meer energieverbruik”, benadrukt Philippart, “dus meer behoefte aan voedsel.” 

Weinig zoetwater op zee

Een extra probleem is de droogte op het land, legt Philippart uit. “Als er minder water wordt afgevoerd door de rivieren, wordt er ook minder water uit het IJsselmeer op de Waddenzee geloosd. Daarmee komen er ook minder zoetwater algjes in de Waddenzee. In een natuurlijke situatie, met een overgang van zoet naar zout, is die rijkdom van algen juist een belangrijke bron van voedsel voor kokkels en andere schelpdieren. Nu verhongeren de kokkels in warme en droge zomers.”

Niet meer op één

De sterfte van kokkels wordt inmiddels ook weerspiegeld in de gegevens van het langjarige meetprogramma ‘SIBES’. Sinds 2008 worden op de hele droogvallende Waddenzee, jaarlijks alle bodemdieren geteld en gemeten. “Lange tijd was de kokkel daarbij de belangrijkste soort, qua biomassa”, vertelt de projectleider van SIBES bij het NIOZ op Texel, Allert Bijleveld. “Kokkels planten zich maar eens in de zoveel jaar, op heel onvoorspelbare momenten op grote schaal voort, met een zogeheten broedval. In 2018 was er nog wel een grote broedval, maar direct daarop volgde de eerste grote sterfte. Sindsdien is niet meer de kokkel, maar de wadpier het bodemdier met de hoogste biomassa in de Waddenzee”, aldus Bijleveld. “Het kan bijna niet anders, of die teruggang in voedsel moet ook zijn weerslag hebben op de scholeksters en andere vogels die van kokkeltjes leven.” 

Pas waterhuishouding aan

Een deel van de oplossing voor het probleem ligt volgens Philippart in een aanpassing van onze waterhuishouding. “In natte winters zullen we meer zoetwater in het binnenland moeten vasthouden, zodat we in de droge zomers nog voldoende water overhouden om op het wad te spuien. Niet alleen de kokkels, het hele ecosysteem van de Wadden profiteert daarvan!”


Tekst: Rob Buiter
Foto: Anke Oudejans