‘Alles of niets, zonder of met de vos’

Nadat in Fase I duidelijk werd hoe ingrijpend de aanwezigheid van een vos in een kwelder kan zijn voor de broedende wadvogels, moet in Fase II van Wij&Wadvogels duidelijker worden of en zo ja, wat er tegen predatie kan worden gedaan.  

“De vossen die we in Fase I van Wij&Wadvogels hebben gezenderd, hebben ons veel geleerd!” Dat zegt Bob Jonge Poerink van het onderzoeks- en adviesbureau Ecosensys, die veel van het onderzoek naar predatie op de kwelders heeft begeleid. “Een van de eerste vossen bleek bijvoorbeeld 24/7 op de kwelder te leven en niet, zoals we vooraf dachten, binnendijks, met hooguit uitstapjes naar de kwelder. We konden gewoon de kaartjes van de aanwezigheid van kluten in het verre verleden op de kwelders zo op de aanwezigheid van de vossen nu leggen! En waar een vos op de kwelder leeft, daar vestigen zich gewoon geen kluten of andere kustbroedvogels. Zo eenvoudig is het.”

Ecologische val

Waar de vossen weg werden gehouden, door middel van een elektrisch raster, kwamen nog wél kluten tot broeden”, zagen Jonge Poerink en zijn collega’s. “Maar zodra de kuikens uit het ei waren gekropen, liepen ze vaak naar de omliggende gebieden buiten het raster. En daar waren ze alsnog een makkelijke prooi voor vossen De ‘eilandjes’ die we dus hadden gemaakt met elektrische vossenrasters, bleken niet zelden een ecologische val”, concludeerde Jonge Poerink.

Rasters met een app

Met de kennis uit Fase I, worden in Fase II drie verschillende thema’s uitgewerkt, vertelt Jonge Poerink. “Het eerste draait om de rasters. We gaan nu experimenteren met rasters die we met behulp van een sensor en een app kunnen uitlezen. Zodra de stroom weglekt, bijvoorbeeld omdat er planten tegen de stroomdraad aan groeien, kunnen we dat op de app zien en meteen in actie komen. In Fase I hadden we al geleerd dat anders de vos het al doorheeft voordat wij het een keer ontdekken. Een dag nadat de stroom van een draad af is, kruipen de vossen er al doorheen!” 

Vossen of ratten?

Een tweede project zal zich richten op de bruine rat als predator. Jonge Poerink: “Op verschillende plekken is de bruine rat een groter probleem dan vossen, bijvoorbeeld op de eilanden waar helemaal geen vossen voorkomen. Maar hoe bestrijd je die ratten? Gif en klapvallen zijn uiteraard geen optie in de natuur. We willen daarom onderzoeken hoe ontheffingen voor jacht met een luchtbuks met nachtzicht mogelijk een oplossing kunnen bieden.”

Optimaal beheer

Een derde project draait om een vergelijking tussen optimaal predatorenbeheer vs ‘business as usual’. “Er bestaat een vereniging van oevereigenaren langs de Noord-Hollandse, Friese en Groninger Waddenkust. Die vroegen zich de laatste jaren regelmatig af: waar blijven de broedvogels nu wij het beheer al zo optimaal op orde denken te hebben? Het antwoord is heel ontnuchterend: één vos kan al het succes tenietdoen. Het is echt alles of niets, zonder of met een vos in je gebied. Daarom willen we gaan kijken of we het wél op orde krijgen als we alle randvoorwaarden, inclusief predatorenbeheer, optimaal maken”, aldus Jonge Poerink.

Nee, tenzij

In die vergelijking van gebieden met en zonder optimaal beheer, werken diverse terreinbeherende organisaties samen. “Predatorenbeheer is in onze organisatie een heet hangijzer”, erkent Siemen van ’t Veen, projectleider bij één van de deelnemende TBO’s, Natuurmonumenten. “Voor jacht op de vos hanteren wij altijd het nee-tenzij-principe, wat inhoudt dat we eerst kijken of het leefgebied optimaal is voor wadvogels, of dat we in het beheer nog iets kunnen doen om dat te verbeteren. Als het leefgebied optimaal is kijken we vervolgens naar niet dodelijke maatregelen zoals raster, verjagen, wegvangen of andere opties, begeleid met goed onderzoek zoals dat ook is uitgevoerd in fase I. Het is een lastig verhaal om te vertellen, dat je vossen of andere predatoren zoals bruine ratten wilt doden om kweldervogels te beschermen.”

Goed onderzoek

“Alleen als je voldoende goede gegevens verzamelt, kun je laten zien waar het probleem zit en of je oplossingen ook echt werken”, benadrukt Van ‘t Veen. “En dan blijkt het leven toch vaak weer net wat ingewikkelder dan je vooraf dacht. Dan blijken bijvoorbeeld mantelmeeuwen of ratten een groter probleem, of dan worden de territoria van vossen die zijn afgeschoten gevuld te kunnen worden door nieuwe, zwervende dieren. Met de maatregelen uit Fase II van Wij&Wadvogels en met veel begeleidend onderzoek hopen we wat dat betreft echt weer verder te komen in dit lastige dossier.”

Tekst: Rob Buiter
Foto: Hans Peeters